Een range is een reeks opeenvolgende getallen. Als je een herhaling gaat gebruiken met bijvoorbeeld een for loop
dan heb je ook de range()
functie nodig. Er zijn veel mogelijkheden voor de range()
functie.
Hieronder een aantal voorbeelden:
range(5)
geeft 0,1,2,3,4 ofwel 0 tot 5. Zoals je ziet begint Python bij 0 te
tellen als je geen begin opgeeft. Met een for()
loop en een print()
functie kun je de getallen printen, zie het voorbeeld hieronder.
for i in range(5): print (i)
Je kunt ook een begin getal opgeven. Je geeft dan eerst het begin getal en daarna het getal waar je onder wilt blijven. range(1,11)
geeft 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10 ofwel 1 tot 11
Je kunt ook nog getallen overslaan door de stapgrootte op te geven. range(1,11,2)
geeft 1,3,5,7,9 en telt dus met sprongen van 2
Je kunt ook de stapgrootte negatief maken waardoor je bijvoorbeeld kan beginnen met 10 en eindigen met 1.
range(10, 0,-1)
geeft 10, 9,8,7,6,5,4,3,2,1
Maak een programma dat de getallen 2, 4, 6, 8 print. Gebruik de functies: for()
en range()
en print()
Maak een programma dat de getallen 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1 print. Gebruik de functies: for()
en range()
en print()